Mijn cluppie
“Mijn cluppie.” De man met wie wij spreken doet zijn naam eer aan. Een grote man, zwijgend. Met zijn armen over elkaar geslagen zit hij aan de grote tafel in de Gedachtenkamer en houdt alles in de gaten. Heel af en toe maakt hij een grapje. Hij en zijn vrouw zijn de eerste bezoekers van de Gedachtenkamer die anderhalf jaar geleden van start ging voor licht dementerende mensen en hun naasten. Ook vandaag zijn ze de eerste bezoekers die binnen komen wandelen. “Dit is mijn cluppie,” zegt hij. “Ik maak een praatje met de mensen. Dat is gezellig. Vroeger was ik magazijnchef. Op mijn 55e ging ik er uit met een mooie regeling. Maar tegenwoordig ben ik nogal vergeetachtig, daarom kom ik hier.” “Hij doet niet veel meer hoor, ook niet als we hier zijn,” vult Wil aan. “Een beetje praten met de anderen en heel soms doet hij mee met een spelletje of sjoelen. Hij wil niet veel, heeft ook geen zin meer in uitstapjes. Gek genoeg heeft hij wel altijd zin om naar de Gedachtenkamer te gaan. Ons wereldje is klein geworden, dat vind ik moeilijk. Ik ben mijn maatje kwijt, moet nu alle beslissingen zelf nemen. We komen twee keer in de week naar de Gedachtenkamer. Even een andere omgeving.” Hij zegt: “Mijn vrouw gaat altijd mee hiernaartoe. Dat wil ik. Als ze niet bij me zou zijn, stap ik op. Ik wil hier niet alleen zitten. Thuis kijk ik TV, vooral detectives, ik ben dol op Inspector Morse.” Zijn vrouw reageert hierop: “Ik ga dus altijd mee, terwijl het voor mij een kans zou zijn iets voor mezelf te doen als hij in de Gedachtenkamer is, maar dat wil hij niet. Ik vind het niet erg. Het is hier gezellig en hij heeft de mogelijkheid iets te doen. Er wordt hier veel gelachen, het is echt zijn cluppie. We komen op maandag en woensdagochtend steevast als eerste binnen.” |